Online Talent Manager
Oefensite

Welkom op de oefensite van Online Talent Manager.

In veel trajecten voor selectie of persoonlijke ontwikkeling (assessments) worden psychologische tests ingezet om je werk- en denkniveau in kaart te brengen. Op deze site kun je oefenen met deze tests.

Als je hier oefent met de testvragen zal je straks bij de echte tests niet een (veel) hogere score halen dan wanneer je niet had geoefend, maar:

  • Je krijgt alvast een idee van wat je straks te wachten staat
  • Je krijgt inzicht in de soorten vragen die je kunt verwachten
  • Het is een prima onderdeel van je voorbereiding op het assessment
  • Je zal zelfverzekerder zijn als je straks de echte test(s) gaat maken

Vaak krijg je een combinatie van een taalkundige, een cijfermatige en een ruimtelijk inzichttests. Op deze site ga je met verschillende soorten vraagstellingen oefenen. Dit wil niet zeggen dat alle soort vragen ook terugkomen bij het maken van het assessment. Tijdens het assessment kan het ook zijn dat een score op een onderdeel belangrijker is dan een score op een ander onderdeel.

Tijdslimiet

Bij het maken van de ‘echte’ tests heb je te maken met een tijdslimiet. Bij deze oefensite is dat niet zo. Houd er dus rekening mee dat bij het maken van de echte tests ook je werktempo een rol gaat spelen.

Hulpmiddelen

  • GEEN rekenmachine
  • WEL kladpapier

Dit geldt straks bij het echte assessment, dus is het ook handig om zo te oefenen.

Resultaten van de oefentest

Aan het einde van de oefentest zie je hoeveel vragen je goed hebt beantwoord. Hier kun je tijdens je assessment uiteraard geen aanspraak op maken, maar het geeft je een idee waar je sterke en misschien wat zwakkere punten zitten.

Begin met oefenen

Heb je bovenstaande goed doorgelezen? Dan kun je beginnen met oefenen.
De totale oefentest bestaat uit dertig vragen:

  • 2 x 5 taalkundige vragen
  • 1 x 10 cijfermatige vragen en
  • 2 x 5 ruimtelijk inzicht vragen
Taalkundig - Syllogismen

Deze test doet een beroep op je vermogen tot logisch redeneren. Elke opgave bestaat uit enkele beweringen, gevolgd door een conclusie. Ga na of deze conclusie zuiver logisch geredeneerd 100% juist is.

Voorbeeld:

Als een marktkoopman alleen Goudse kaas verkoopt en Goudse kaas nooit een rode korst heeft, dan verkoopt de marktkoopman geen kaas met rode korst.


Antwoord: Deze conclusie is juist.

LET OP: De inhoud van de beweringen doet niet ter zake. Het gaat bij deze test uitsluitend om het logisch redeneervermogen.

Oefenvragen

1

Alle olifanten zijn muggen. Geen olifant is rechtshandig. Dus niets dat rechtshandig is, is een mug.


2

Omdat alle Audi's auto's zijn en sommige auto's een dieselmotor hebben, hebben sommige Audi's een dieselmotor.


3

Sommige studenten op de universiteit zijn intelligent. Alle studenten op de universiteit wonen op kamers. Dus sommige studenten die op kamers wonen zijn niet intelligent.


4

Alle verkeerslichten zijn idolen. Geen idool verkleurt. Conclusie, niets dat verkleurt is een verkeerslicht.


5

Alle scootmobielen hebben een radio. Sommige stofzuigers zijn scootmobielen. Dus sommige stofzuigers hebben een radio.


Taalkundig - Beripsrelaties

De test Begripsrelaties doet een beroep op het vermogen om relaties te zien tussen begrippen.

Elke opgave bestaat uit acht woorden, waarvan er twee boven staan en zes onder. Steeds is de vraag: "Welke twee woorden rechts hebben dezelfde relatie tot elkaar als de twee woorden links?".

Voorbeeld

Welke twee woorden rechts hebben dezelfde relatie tot elkaar als de woorden links?

    HAND <=> VINGER VOET HANDSCHOEN ARM
RING PUNT TEEN

Antwoord: Teen en Voet. Zoals vinger een deel is van hand, is teen een deel van voet.

LET OP: In de test komen ook andere soorten begripsrelaties voor dan die in dit voorbeeld.

Oefenvragen

1     PEN <=> SCHRIJVER
 
2     LINKSOM <=> RECHTSOM
 
3     WERELDDEEL <=> LAND
 
4     LANG <=> KORT
 
5     KWARTIER <=> UUR
Cijfermatig - NMVT

Deze test doet een beroep op cijfermatig inzicht en rekenvaardigheid.

Voorbeeld:

Wat is het volgende getal in de serie?

0 1 3 6 10 15 21 28 ?
32 35 36 42 54

Oplossing: Steeds wordt het getal dat gebruikt wordt om op te tellen verhoogd met 1, dus 0 + 1 = 1, 1 + 2 = 3 ... 28 + 8 = 36

Oefenvragen

1 Wat is het volgende getal in de serie?
2 4 12 48 ?
2 De som van twee opeenvolgende getallen is 49 wat is het grootste getal?
3 Als een schroef zich 3/4 cm in het schroefgat verplaatst wanneer deze 6 keer wordt aangedraaid, hoeveel cm zal de schroef het schroefgat dan binnendringen als deze 42 keer wordt aangedraaid?
4 6 staat tot 1 1/2 als 48 staat tot ...
5 1/5 van 73 1/3 =
6 1/9 staat tot 5/18 als 6 staat tot ...
7 Wat is bij benadering de uitkomst van de som 0,25 : 1/8
8 Stel een boom groeit slechts 3/5 zo snel als een andere boom. Als ze in 12 jaar samen 24 decimeter groeien, hoeveel groeit dan de minder snel groeiende boom in 3 jaar?
9 In de formule FD = pq, is F = 90, D = 4 en p = 80. Hoe groot is q?
10 Bij aanvang van een openlucht popconcert naderde een forse regenbui met een snelheid van 13 km per uur. Toen de bui het terrein bereikte waren net 8 nummers gespeeld . Hoeveel kilometer was de bui verwijderd toen het concert begon, als de gespeelde nummers gemiddeld 5 minuten duurden?
Ruimtelijk - Draaien

Het doel van deze test is om je ruimtelijk inzicht in kaart te brengen.

Bij elke opgave staat links één figuur en staan rechts een aantal figuren. Van de figuren rechts kan één figuur zo gedraaid worden dat deze gelijk is aan het figuur links. Bij de andere figuren kan dat niet, die zou je moeten omklappen om gelijk te worden aan het figuur links.

Voorbeeld:

Welk figuur rechts is gelijk aan het figuur links?

Antwoord. Het tweede figuur van links kun je zo draaien dat deze gelijk is aan het figuur uiterst links.

Oefenvragen

1
2
3
4
5
Ruimtelijk - Figuren

De testopgaven betreffen het redeneren met behulp van figuren. Het is de bedoeling dat je per opgave ontdekt wat de relatie of overeenkomst tussen een aantal figuren is, waardoor je kunt beredeneren wat het juiste antwoord op de gestelde vraag is.

Voorbeeld:

De 4 figuren uit de bovenste rij staan in een bepaalde volgorde. Welke figuur uit de onderste rij past in die volgorde op de plaats van het vraagteken?
 
 
 

Antwoord: Het vierde figuur is het juiste antwoord. In de opgave worden de figuren in elk plaatje naar rechts verschoven. Het figuur op de plaats van het vraagteken, moet dus de volgorde hebben: rondje links onder, vierkantje midden boven en kruisje rechts midden.

Oefenvragen

1 Welke van de 4 figuren rechts hoort als enige niet bij de 3 figuren links?
 
   
2 Welke figuur hoort niet bij de vier andere figuren?
3 De vier figuren uit de bovenste rij staan in een bepaalde volgorde. Welke figuur uit de onderste rij past in die volgorde, op de plaats van het vraagteken?
 
 
 
4 Welke van de vijf figuren uit de onderste rij hoort bij de figuren in de bovenste rij?
 
 
 

Copyright © Online Talent Manager